De zwangere pleegmoeder

(januari 2009, overgenomen met toestemming van de auteur, zie ook de noten aan het eind van dit artikel) 

Wil Schackmann

Vanaf 1818 leggen de beter gesitueerde inwoners van de Beemster een stuiver per week opzij ten behoeve van verarmde Beemsterse gezinnen die in de koloniën Frederiksoord, Willemsoord en Wilhelminaoord willen proberen een nieuw bestaan op te bouwen (zie ook de Nieuwe Schouwschuit november 2008 over de familie Alles).

Maar daarnaast sluit de 'Algemeene Armendirectie van de Gemeente van de Beemster' ook een contract af. Daardoor zijn er in die Drentse landbouwkoloniën drie extra hoeves gedurende de hele negentiende eeuw beschikbaar voor kolonisten uit de Beemster.

Het contract behelst de overname van zes wees- of armenkinderen ŕ 60 gulden per kind per jaar. Die kinderen kunnen of in één hoeve worden geplaatst met ouderen erbij om voor ze te zorgen en dan mag de armendirectie op twee andere hoeves gratis gezinnen plaatsen, of die kinderen kunnen over de drie Beemsterse hoeves verdeeld worden. Na zestien jaar 360 gulden betaald te hebben zijn deze drie hoeves eigendom van de Beemster en kan men er 'voor altoos' Beemsterse gezinnen en kinderen op plaatsen. In het westen kun je voor 60 gulden per jaar geen wees grootbrengen, de armenkassen raken leeg en de armendirectie-regenten gaat gretig op de aanbieding in.

Woensdag 22 maart 1820 wordt het contract te Beemster ondertekend door 'ds Muijs, gereformeerd armevoogd' en 'Jan Klijzing, luters armevoogd'. Daarna moet het worden goedgekeurd en gegarandeerd door het stadsbestuur van de Beemster en Gedeputeerde Staten van Noord-Holland, maar die stellen zich zonder veel discussie garant.

Als eerste reist september 1820 naar de kolonie Niesje Blokkers. Zij wordt de eerste bewoner van hoeve nummer 100 in de die zomer opgerichte kolonie Willemsoord. Niesje Blokkers is 31 jaar en weduwe van een man die soms Meulenbroek maar meestal Molenbroek genoemd wordt en daarvan heeft zij kinderen van vier, vijf en negen jaar. Maar in het begin van het jaar is zij ook bevallen en omdat haar man al jarenlang dood is wordt dat kleine dochtertje Jantje meestal niet als Molenbroek aangeduid, maar als Jantje Blokkers.

Niesje Blokkers weduwe Molenbroek heeft ook twee andere kinderen bij zich met de achternaam Jacobs. En die blijken te behoren bij een andere weduwe. Want een jaar later, november 1821, arriveert Akke Beezem weduwe Jacobs met twee kinderen. De 'schout der gemeente De Beemster' omschrijft hen als 'gezonde en sterke lieden' en 'voor de kolonie in alle deelen geschikt'. De weduwe is 43 jaar en vestigt zich in het dan net gereedgekomen Wilhelminaoord. De twee kinderen die een jaar bij Niesje Blokkers hebben gelogeerd verhuizen dan en komen weer bij hun moeder in huis.

Een paar maanden later wordt de derde Beemsterse hoeve betrokken. De weduwen zijn blijkbaar op. Of misschien speelde mee dat na twee hervormde gezinnen nu een luthers gezelschap uitgezonden diende te worden. Hoedanook, het is een compleet gezin met man, vrouw en vijf kinderen en met de godsdienstige gezindheid luthers. Het meest opvallend echter is de naam van het 45-jarige gezinshoofd... Frederik Klijzing. Dat is vast familie van een van de ondertekenaars van het contract!

De volgorde van aankomst van de Beemster kolonisten Blokkers-Jacobs-Klijzing is tegelijk de mate van succes van hun respectieve koloniale carričres: belabberd-redelijk-uitstekend!

 

Ingedeelden

De mannelijke kolonisten en de oudere jongens werken op het land, vier ŕ zes dagen in dienst van de Maatschappij, de rest van de tijd op het eigen landje; de vrouwen en meisjes spinnen wol en vlas, welk garen de Maatschappij van hen overkoopt. Voor de eerste activiteit heeft Niesje Blokkers wat weinig arbeidskracht in huis en daarom stopt de directie er enkele jongemannen bij. Een 13-jarige jongen uit Zaandam, een evenoude jongen uit Dordrecht en ook uit Dordrecht de dan 18-jarige Abraham van Anker. Die naam moet u even onthouden.

Dergelijke tijdelijke huisgenoten zijn normaal op de kolonie. Zo heeft de weduwe Jacobs twee wezen uit de Beemster in huis, de bij aankomst al 23-jarige Hendrik Lodewijk en de 19-jarige Jacobus Pronk. Of het is niet gezellig in het huishouden of het bevalt de jongens slecht op de kolonie, maar Hendrik neemt na veertien maanden de benen en Jacob een half jaartje later. Je mag niet zomaar van de kolonie af, als je 'zonder bekomen verlof' de kolonie verlaat heet dat 'deserteren'. Het is een van de overtredingen waarvoor je verbannen kunt worden naar een speciale strafkolonie in een verlaten vesting in de buurt van Ommen. Hendrik en Jacobus komen allebei in de boeken als 'gedeserteerd', maar ze worden niet teruggevonden en weten weg te blijven.

Als zo'n 'ingedeelde', of 'bestedeling' groot genoeg is, wordt er een inschatting gemaakt of hij/zij in staat is om in de gewone maatschappij de eigen kost te verdienen en dan kan hij/zij formeel ontslag krijgen en de wijde wereld intrekken. Dat gebeurt ook met de bij Niesje Blokkers ingedeelde jongens, maar de al even genoemde Abraham van Anker uit Dordrecht krijgt verkering met een kolonistendochter uit Rotterdam. Dat mag. En zij raakt zwanger. Dat mag niet. De kolonie is zeer streng op 'onzedelijk gedrag', waarmee bedoeld worden ‘betrapte huisvrouwen met anderen mans' en ‘zwangere meisjes’. Zowel een ongehuwd zwangere als de verwekker vliegen normaliter naar de strafkolonie. In dit geval strijkt de directie over haar hart. De Rotterdamse familie staat goed bekend en Abraham van Anker is een van de beste en gehoorzaamste werkers op de kolonie. Ze trouwen zomer 1828 in allerijl en omdat er net een Dordrechts gezin is vertrokken krijgen ze zelfs een van de Dordtse koloniale hoeves tot hun beschikking.

De voormalige 'ingedeelde' Abraham van Anker is dan zelf kolonist en al in 1827 komt hij in de boeken voor als 'opziener'. Twee jaar later is hij aangesteld als wijkmeester en moet hij in die functie toezicht houden op andere kolonisten. Zijn voormalige pleegmoeder Niesje Blokkers is hij intussen niet vergeten......

 

Stellig ontkend

Dat komt aan het licht als zij in april 1829, ze is dan veertig jaar, moet voorkomen voor de Raad van Tucht. De aanleiding is de 'stellige verzekering, ook volgens hare eigene verklaring, dat de wed. Molenbroek (...) zwanger zoude zijn'. En daarbij valt de naam van de dan 27-jarige wijkmeester: 'en wel van eenen jongen gehuwden kolonist, Abraham van Anker, te voren bij haar als kind ingedeeld geweest.'

Natuurlijk moet dan ook Abraham, wiens wettige echtgenote een maand tevoren het leven heeft geschonken aan een dochtertje, verschijnen. Hij heeft 'zulks echter voor gemelde raad stellig ontkend'.

DNA-kennis was er in die tijd nog niet en hij gaat vrijuit. Maar je kunt je afvragen waarom Niesje hem als de vader zou aanwijzen als dat niet waar was. Ze weet hoe er op de kolonie tegen zoiets opgetreden wordt en ze vraagt zelf 'dat hare kinderen, welke zulks insgelijks verlangden, met haar naar de Ommerschans mogten verplaatst worden'. En de raad, in overweging nemende dat 'het zedelooze gedrag waaruit zoodanige bezwangering voortkomt (...) te regt verboden is', stuurt het gezin inderdaad naar de strafkolonie.

Daar bevalt Niesje drie maanden later van een jongentje en ze doopt hem... Abraham Blokkers. Ten behoeve van nazaten van Abraham van Anker, die nieuwsgierig waren of er wellicht een hele tak tot nu toe onbekende biologische familie bestond, heb ik het spoor van het jongentje gevolgd, maar dat liep snel dood. Hij overlijdt op drie-jarige leeftijd in de strafkolonie.

Het 'zedelooze gedrag' zal Niesje Blokkers een verbanning van maar liefst twaalf jaar (!) opleveren. In die tijd vliegen de meeste kinderen uit. Zoon Frederik Molenbroek gaat in militaire dienst, dochter Grietje gaat in de maatschappij een dienstje zoeken. Dochter Antje deserteert als ze negentien is, maar ze wordt opgepakt en een paar maanden later wordt duidelijk waarom ze weggelopen was: 'geboren Magdalena Margaretha, onecht kind van Antje'. Ook dit kindje overlijdt al snel en een paar jaar later trekt ook Antje de wijde wereld in.

Niesje Blokkers weduwe Molenbroek is dan nog alleen met de dochter die soms Jantje Molenbroek maar meestal Jantje Blokkers in de boeken staat en samen mogen ze in 1841 terugkeren naar de vrije kolonie. Ze worden als ingedeelden ondergebracht bij een Amsterdamse kolonist, maar al na een paar weken vragen ze ontslag en dan mogen ze vertrekken. Waarnaartoe is mij niet bekend, misschien terug naar de Beemster? (Evert Nieuwlaar: zie voetnoot 4).

Met de andere twee Beemster gezinnen liep het een stuk beter, maar dat is voor een andere keer.

Wil Schackmann is schrijver van het boek De proefkolonie, vlijt, vaderlijke tucht en het weldadig karakter onzer natie (uitgeverij Mouria, 2006), over de beginperiode van de Maatschappij van Weldadigheid. Net als het boek is ook dit artikel gebaseerd op het Archief van de Maatschappij van Weldadigheid, dat berust bij het Drents Archief in Assen onder toegangsnummer 0186. Met name zijn gebruikt de ingekomen post van de landelijke leiding, verslagen van de Raad van policie en tucht en de stamboeken van de kolonies.

Wil Schackmann schreef ook het boek De bedelaarskolonie - De Ommerschans, het eerste landelijk gesticht voor luilevende armen (Van Gennep, 2013).

Er bestaat een museum gewijd aan de landbouwkoloniën, de Koloniehof te Frederiksoord, en in het voormalige 2de gesticht te Veenhuizen is thans gevestigd het Gevangenismuseum Veenhuizen. Enkele internetadressen waar informatie te krijgen is: www.drentsarchief.nl - www.mvwfrederiksoord.nl - www.dekoloniehof.nlwww.deproefkolonie.nl - debedelaarskolonie.nl

Aanvullingen (door Evert Nieuwlaar):

  1. Abraham van Anker (de vermeende vader van Abraham Blokkers) heet later Abraham van der Linden. Zie: L.F. van der Linden, Abram van Anker(en)/van der Linden/van Anker van der Linden (1802-1837). Gens Nostra 61 (2006), p. 249vv
  2. Dochter Grietje Molenbroek (ook Margaretha Molenbroek) is de overgrootmoeder van mijn oma Niesje Spang. Zij trouwt met Hendrik Johannes Hollemans afkomstig uit Delft die vanuit Amsterdam als bedelaar naar Ommerschans was overgebracht. Ze zullen elkaar daar hebben leren kennen.
  3. Genealogische informatie over Niesje Blokker(s) zie Niesje Blokker.
  4. Niesje Blokker overlijdt te Amsterdam op 14 april 1871, 10.00 uur, Brouwersteeg kanton 3 buurt L nr. 488. Niesje woonde toen in Amsterdam bij haar dochter Jantje Blokker, die in Amsterdam was getrouwd met Kornelis Westra. Er is een testament van dochter Antje Molenbroek van 27 juni 1866 (not. F.W.N. Mulert, Ommen) waarin ze haar halfzuster Jantje Blokkers een soome van 236 gulden legateert indien ze na haar dood voor hun beider moeder zal zorgen (hetgeen dus ook is gebeurd).